Kalmerend spreekt zij zichzelf toe. ‘Rustig rustig rustig, vanwaar die onrust terwijl er net een zo weldadige rust in ons was?’
Dan pakt ze de fiets en fietst en fietst en fietst de Natuur in. Ze staat stil bij koeien, paarden, schapen, ganzen, zwanen, allen met hun kleintjes. Moeders met hun kleintjes. Ze kijkt, luistert en merkt op. Het leven is zoals het is. Rust wordt weer meester van haar. Ze ademt. Ze leeft. Ze is dankbaar. Ze beweegt.